Beschermd wonen: welke gemeente moet verlenen?

Deze blogpost is deel 3 van 10 in de serie Beschermd wonen

VerdiepingIn de praktijk wordt het beschermd wonen geboden door de ‘centrumgemeenten’ als bedoeld in artikel 20 Wmo 2007.1
Deze gemeenten ontvangen ook de middelen daartoe. De vraag is of dit in de Wmo 2015 wel op juiste wijze is neergelegd.

Wist je dat er een Studiemiddag Beschermd wonen beschikbaar is?

Centrumgemeenten
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen met psychiatrische problemen bij wie de op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving centraal staat, inclusief het bieden van de beschermde woonomgeving zelf. Daartoe worden, vooralsnog, primair de 43 centrumgemeenten maatschappelijke opvang verantwoordelijk voor de opvang van deze groep (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 42). Het voorstaande lijkt haaks te staan op de toelichting bij art. 1.2.1. Deze toelichting bepaalt namelijk dat om een maatwerkvoorziening te krijgen, de ingezetenen zich moeten wenden tot het college van de gemeente waarin zij wonen. Waar het de opvang en het beschermd wonen betreft, kunnen ingezetenen van elke Nederlandse gemeente zich tot elk college wenden. Aldus is landelijke toegankelijkheid van de voorzieningen gewaarborgd, zoals dat onder de Wmo 2007 (artikel 20, zesde lid) voor opvang ook het geval is en wordt voorkomen dat de behoefte aan beschermd wonen een belemmering vormt voor mensen om zich elders te vestigen (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 126). 

Maatwerkvoorziening in elke gemeente?
Elke gemeente zal aan daarvoor in aanmerking komende personen (die zich tot de gemeente hebben gewend en een positieve beslissing op hun aanvraag hebben gekregen) opvang en beschermd wonen moeten verstrekken. Deze voorzieningen hoeven echter niet per se in elke gemeente ter plaatse te worden geboden; zo kunnen bijvoorbeeld vormen van beschermd wonen heel specifiek zijn, zodat daar landelijk slechts een beperkt aantal voorzieningen voor beschikbaar is (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 127).

Plicht tot samenwerking
De verantwoordelijkheid voor beschermd wonen wordt belegd bij alle gemeenten. Het ligt in de rede dat deze mede op grond van de in de Wmo 2015 opgenomen samenwerkingsverplichting2 hiervoor zullen samenwerken met de andere gemeenten die deel uitmaakten van een regio waarin een zogenoemde centrumgemeente de middelen ontving op het terrein van maatschappelijke opvang. Voordeel daarvan is dat de ervaring die binnen die gemeenten is opgedaan op het terrein van maatschappelijke opvang, kan worden benut. Ook voor de maatschappelijke opvang zelf en de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld blijft samenwerking in dit verband waarschijnlijk een goede optie. In het kader van de samenwerking kan nog altijd bovenlokaal worden gewerkt, maar wel vanuit het principe dat alle samenwerkende gemeenten, en niet één centrumgemeente, verantwoordelijk zijn (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 43).

De zorg voor deze cliënten gaat op het tijdstip van invoering van het Wmo 2015 over van het zorgkantoor dat voor hen de AWBZ uitvoert, naar de (centrum)gemeente die mede namens andere gemeenten de zorg voor het beschermd wonen overneemt (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 112).

Ervaring
Deze centrumgemeenten hebben in de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met de verantwoordelijkheid voor het maatschappelijke opvangbeleid en zijn dan ook al bekend met een deel van de populatie van beschermd wonen (namelijk de voormalig daklozen). Binnen de centrumgemeenten bestaan ook al samenwerkingsafspraken met bijvoorbeeld GGZ-instellingen en woningcorporaties (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 43).

Woonplaats kiezen is vrij
De cliënt die vanuit een beschermd wonen locatie zelfstandig gaat wonen, is vrij zijn woonplaats te kiezen. De regering hecht eraan te benadrukken dat de gemeente waar de betrokkene zich inschrijft in het BRP, op basis van de Wmo 2015 gehouden is eventueel noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning te verlenen.3 Dit wordt hier benadrukt om te voorkomen dat mensen in de praktijk tussen wal en schip vallen doordat het wonen in de beschermde woonvorm eindigt en adequate maatschappelijke ondersteuning in de (toekomstige) woongemeente nog niet op orde is en de gemeente waar de betrokkene zich vestigt, terugverwijst naar de gemeente waar deze eerder woonde (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 43).

Levenslang aangewezen
Gemeenten zullen met instellingen in gesprek gaan om ook in de toekomst goed passende woonvormen te bieden voor mensen wier indicatie op enig moment afloopt en met het oog op nieuwe instroom. Het streven moet er echter op gericht zijn dat mensen in deze doelgroep op termijn zoveel mogelijk zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun woonsituatie en de financiering daarvan. Dat neemt niet weg dat waarborgen nodig zijn voor deze kwetsbare doelgroep; mensen die langdurig, soms zelfs levenslang, aangewezen zijn op wonen in een beschermde setting en bij wie het risico op terugval bestaat. De regering zal dan ook met gemeenten aanvullende afspraken maken over maatregelen die de continuïteit borgen. Daarbij kan worden gedacht aan de toegankelijkheid van beschermd wonen en de kwaliteit van de ondersteuning (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 43).

Eenvoudiger verbindingen leggen
Een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het beschermd wonen is ook om andere redenen logisch en gewenst. Gemeenten kunnen eenvoudiger verbindingen leggen met andere zaken die voor de cliënt van belang (kunnen) zijn en binnen de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen, zoals werk en inkomen, schuldhulpverlening en dagbesteding. Uiteindelijk zal naar verwachting binnen het gemeentelijke domein een continuüm ontstaan van vormen van beschermd en begeleid wonen: van klassieke beschermde woonvormen waarbij de aanbieder ook het wonen levert, tot aan zelfstandige bewoning door een cliënt met ambulante hulpverlening. Daarbij zij opgemerkt dat er een beweging gaande is om zorg en wonen steeds meer te scheiden. De budgetten die op dit moment vanuit de AWBZ beschikbaar zijn voor het verblijf en zorg van deze groep, worden volledig overgeheveld naar gemeenten (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 42).

Melding, onderzoek en aanvraag
Gelet op verwevenheid tussen de melding en het onderzoek en het beslissen op de aanvraag ligt het voor de hand dat dit proces in een hand (lees één gemeente) ligt. Dit lijkt ook de bedoeling van de wetgever. Zie onder het kopje ‘Maatwerkvoorziening in elke gemeente? Dat geldt mijns inziens ook als de client recht heeft op een persoonsgebonden budget.

Deskundigenadvies
Het is goed voorstelbaar dat gemeenten zich bij een aanvraag voor beschermd wonen bij hun onderzoek laten adviseren door deskundigen, zoals de behandelend arts, maar het is aan gemeenten hier invulling aan te geven. Daarnaast zullen gemeenten en verzekeraars afspraken moeten maken over de hulpverlening aan deze doelgroep, met als resultaat dat de overgang bij een eventuele crisisopname in een psychiatrische kliniek of juist de uitstroom uit een kliniek naar de beschermde woonvorm vloeiend verloopt (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 43).

Mandaat
De regie voor opvang en beschermd wonen ligt bij de centrumgemeente. Wat betreft overleg tussen centrumgemeente en regiogemeenten is geen expliciete verplichting in de wet opgenomen. De wenselijkheid van dergelijk overleg is echter evident. De centrumgemeente heeft belang bij goede afspraken met regiogemeenten, bijvoorbeeld omdat regiogemeenten ook verantwoordelijk zijn voor preventie en ambulante ondersteuning. De centrumgemeente heeft er dus baat bij dat de aansluiting tussen de verschillende vormen van ondersteuning goed is georganiseerd. Tevens blijft het zo dat regiogemeenten een schriftelijk mandaat moeten geven aan de centrumgemeenten wanneer zij de bevoegdheid tot het bepalen van de toegang, het afgeven van de beschikkingen en het daadwerkelijk verstrekken van opvang en beschermd wonen mandateren aan de centrumgemeente. Als – zoals de bedoeling is – na verloop van tijd de centrumgemeentenconstructie wordt afgeschaft, kunnen gemeenten ook een ander samenwerkingsverband mandaat geven (TK 2013/14, 33 841, nr. 34, p. 123-124).

Tot slot
Bij wet of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur zijn in de Wmo 2015 geen centrumgemeenten aangewezen. Dat kan bevoegdsheidsvraagstukken opleveren (vergelijk (CRVB:2012:BW8950 en CRVB:2013:922). Denk vooral ook aan de bevoegdheid van het vragen van een bijdrage in de kosten voor beschermd wonen welke door het CAK wordt vastgesteld en geïnd (art. 2.1.4 Wmo 2015).

Gelet op de artikelen 1.2.1 aanhef en onder b en 2.3.5 lid 4 Wmo 2015 moet het volgende worden aangenomen. De gemeente die niet zelf op aanvragen om beschermd wonen en/of opvang beslist zal dat via mandaatverlening als bedoeld in art. 10:3 Awb aan de zogeheten ‘centrumgemeenten’ moeten overdragen. Zonder mandaatverlening (en aanvaarding) kunnen zich in ieder geval de hier voor bedoelde bevoegdheidsvraagstukken voordoen. Dit is met name van belang voor die gevallen waar de cliënt woonachtig is of zal zijn in een gemeente die geen ‘centrumgemeente’ is.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies


  1. 43 centrumgemeenten maatschappelijke opvang 

  2. art. 2.6.1 Wmo 2015 

  3. zie ook art. 1.2.1 aanhef en onder a Wmo 2015 

5 Replies to “Beschermd wonen: welke gemeente moet verlenen?”

  1. Pingback: Beschermd wonen: de aanspraak | Uitvoering Wmo 2015

  2. Pingback: Oordeel over Wmo-aanspraak beschermd wonen bij einde AWBZ-PGB? | Uitvoering Wmo 2015

  3. Pingback: Beschermd wonen: slechts een keer een beschikking nodig? – Uitvoering Wmo 2015

  4. Pingback: Beschermd wonen: toetsen op regiobinding toegestaan? – Uitvoering Wmo 2015

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*