Rechtbank Noord Nederland: hoe om te gaan met een verzoek om maatschappelijke ondersteuning

jurisprudentieDe meervoudige kamer van de rechtbank Noord Nederland doet een mooie uitspraak waarin helder uiteen wordt gezet hoe het college om moet gaan met een verzoek om maatschappelijke ondersteuning (RBNNE:2015:4593).

Waar gaat het over?
Belanghebbende heeft de Algerijnse nationaliteit, verblijft ongeveer negentien jaar in Nederland, heeft geen rechtmatig verblijf en is ongewenst verklaard. Hij verzoekt het college hem “een dak boven zijn hoofd, een veilige slaapplaats, eten en drinken” te verstrekken. Het college wijst de “spoedaanvraag om hulp” af en handhaaft dat besluit in een beslissing op bezwaar. Daarbij wijkt het college af van het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften. Daaraan ligt ten grondslag dat belanghebbende zich – volgens het college – kan melden bij een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) of zich kan wenden tot de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Verder merkt het college op dat, als mocht blijken dat hij om medische redenen meer nodig heeft dan een sobere bed-, bad- en brood-opvang, wellicht verblijf in een psychiatrische inrichting gerealiseerd kan worden. Ten slotte deelt het college mede dat op grond van de Wmo 2015 een niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling formeel niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en dat belanghebbende om die reden geen recht heeft op een dergelijke voorziening.

Brief aan het college
Gemachtigde van belanghebbende deelt het college per brief het volgende mede.

“Cliënt leeft op dit moment op straat en heeft dringend behoefte aan ‘bedbadbrood’: een dak boven zijn hoofd, een veilige slaapplaats, eten en drinken. (…) De medische situatie van cliënt is ernstig. In de PI in Vught heeft cliënt een hartaanval gehad (bijlage 2). Cliënt lijdt aan ernstige en chronische depressie en is suïcidaal (bijlage 3). Cliënt is vanuit de PI niet in vreemdelingenbewaring gezet omdat cliënt niet uitzetbaar is. Cliënt stond in augustus dus op straat. Cliënt is toen naar Leeuwarden gegaan, waar hij eerder werd opgevangen bij het Leger des Heils. Deze opvang is niet meer beschikbaar, omdat de gemeente hier geen middelen meer aan besteedt. Cliënt komt wel in de dagopvang van het Leger des Heils, hij krijgt daar ook medicijnen. Cliënt is eind september flauw gevallen vanwege gebrek aan voedsel. Cliënt heeft begin oktober een zelfmoordpoging gedaan. Cliënt verkeert in een situatie waarin hij hulp zeer dringend nodig heeft. Zijn fundamentele mensenrechten worden geschonden. Het wordt nu steeds kouder en cliënt komt zo nog meer in nood. (…) Dit is de situatie waarin cliënt zich bevindt: zijn lichamelijke integriteit staat op het spel. De verantwoordelijkheid rust op de overheid om cliënt te helpen: cliënt leeft op straat en er is niemand anders die cliënt helpt.”

In de brief verzoekt de gemachtigde voor zijn client om het volgende:

“Ik verzoek u cliënt te helpen. Zijn situatie is zeer ernstig en cliënt verkeert in een acute noodsituatie. Ik verzoek u de aanvraag om hulp te toetsen aan de individuele situatie van cliënt in het licht van artikel 3 en 8 EVRM.”

Beroep
Belanghebbende komt in beroep en voert – onder meer en voor zover hier van belang – aan dat opvang in een VBL geen optie is, omdat hij niet uitzetbaar is. Verder wijst hij op de uitspraak CRVB:2014:4179-VV en RBAMS:2015:2651. Daaruit blijkt volgens belanghebbende dat ook meerderjarige vreemdelingen zonder geldige verblijfsstatus een onvoorwaardelijk recht hebben op toegang tot onderdak, voedsel en kleding om te voorkomen dat deze personen hun basale levensbehoeften worden onthouden. Ten slotte stelt hij dat het niet bieden van opvang in strijd is met artikel 8 EVRM, het ESH en de geldende jurisprudentie.

Het college brengt in het verweerschrift – onder meer en voor zover hier van belang – naar voren dat voor opvang op basis van de Wmo enkel ruimte bestaat in geval er geen andere voorziening voorhanden is. Daarmee is de Wmo een vangnetvoorziening, aldus het college.

Welke recht is van toepassing?
Op 1 januari 2015 is de Wmo 2015 in werking getreden en is de Wmo 2007 ingetrokken. Ingevolge het overgangsrecht van artikel 8.9 lid 2 Wmo 2015, blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wmo 2015 van toepassing ten aanzien van besluiten genomen op grond van de Wmo 2007. De Wmo 2015 is voor een deel al in werking getreden op 19 juli 2014. Dit geldt onder meer voor de bepalingen inzake procedures rond het onderzoek naar de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, zoals opgenomen in paragraaf 3 van de Wmo 2015. Dit betekent dat het onderzoek in het kader van de maatwerkvoorziening voor 1 januari 2015 kan plaatsvinden, maar dat dit uitsluitend betrekking kan hebben op voorzieningen waarvan de ingangsdatum op of na 1 januari 2015 ligt. In dit geval dateert de aanvraag van na 19 juli 2014 en zijn het primaire besluit en het bestreden besluit na 1 januari 2015 genomen. De rechtbank zal met toepassing van de Wmo 2015 beslissen.

Personenkring
Artikel 1.2.1 aanhef en onder c Wmo 2015 bepaalt dat een ingezetene van Nederland in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit opvang, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt.

Opdracht college
Ingevolge artikel 2.3.1 Wmo 2015 draagt het college er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Vreemdeling
Ingevolge artikel 1.2.2 Wmo 2015 komt een vreemdeling slechts voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening in aanmerking indien hij rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l Vreemdelingenwet 2000. Volgens het tweede lid, kan hiervan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden afgeweken.

Onderzoekplicht college
Ingevolge artikel 2.3.2 lid 4 aanhef en onder a en b Wmo 2015 onderzoekt het college onder meer de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt, alsmede de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang.

Verzoek in de brief
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het verzoek van belanghebbende, zoals verwoord in de brief van zijn gemachtigde, gezien moet worden als een melding en een verzoek om een maatwerkvoorziening als bedoeld in paragraaf 3 Wmo 2015. Daarvoor acht de rechtbank de inhoud van de geciteerde passages uit deze brief doorslaggevend. De rechtbank betrekt hierbij dat de uitvoering van de Wmo 2015 – en dus ook de opvang van daklozen in dat kader – in beginsel een taak van de lokale overheid is. Dit geldt derhalve ook voor de gemeente van het college.

De rechtbank stelt vervolgens vast dat het college, gelet op de inhoud van het primaire besluit en het bestreden besluit, het verzoek van 30 oktober 2014 niet heeft behandeld als een verzoek om op grond van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening toe te kennen. Gemachtigden van het college bevestigen dit – desgevraagd – ter zitting.  Zij zetten in dit verband uiteen dat de Wmo 2015 een vangnetregeling is en dat er in de ogen van het college sprake is van een voorliggende voorziening in de vorm van opvang via het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

Voorliggende voorziening
De rechtbank stelt verder vast dat de Wmo 2015 – anders dan de Wmo 2007 – het begrip ‘voorliggende voorziening’ niet kent. Daar waar in artikel 2 Wmo 2007 was geregeld dat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning kon worden gemaakt, voor zover er een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestond, is een dergelijke bepaling niet opgenomen in de Wmo 2015. Hiermee geconfronteerd merken gemachtigden van het college ter zitting op dat dit weliswaar zo is, maar dat impliciet in de Wmo 2015 moet worden gelezen dat geen recht op een maatwerkvoorziening bestaat, als er een andere (Rijks)voorziening voorhanden is.

Geen deugdelijke wettelijke grondslag
De rechtbank volgt het standpunt van het college niet. Nog daargelaten de vraag of het begrip ‘voorliggende voorziening’ – impliciet – in de Wmo 2015 kan worden gelezen, het volgende. Het is aan het college om een aanvraag om een voorziening1 te beoordelen en deze toe- of af te wijzen onder toepassing van de Wmo 2015. De enkele stelling dat de Wmo 2015 niet van toepassing is, betekent dat het college het besluit in dit opzicht niet van een deugdelijke wettelijke grondslag heeft voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het verzoek dan ook ten onrechte niet geduid als een verzoek om hem een maatwerkvoorziening toe te kennen. Het college had de melding moeten onderzoeken volgens het traject dat in paragraaf 3 Wmo 2015 is beschreven. Dit heeft het college ten onrechte nagelaten.

Niet rechtmatig verblijvende vreemdeling
De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit, in het licht van het voorgaande lijkt dit ten overvloede, nog oordeelt dat op grond van de Wmo 2015 een niet rechtmatig in ons land verblijvende vreemdeling formeel niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. De rechtbank overweegt dat met een dergelijk standpunt wordt miskend dat volgens vaste jurisprudentie van de CRvB artikel 8 EVRM kan meebrengen dat een vreemdeling die in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 1.2.2 lid 1 Wmo 2015, toch in aanmerking kan komen voor opvang. Zie bijvoorbeeld de uitspraak CRVB:2010:BM0956. Mede gelet op hetgeen belanghebbende in bezwaar heeft aangevoerd, heeft het college niet mogen volstaan met een verwijzing naar voornoemde wetsbepaling. Het besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid.

Gegrond beroep
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen. Dit omdat de gebreken van dien aard zijn dat de rechtbank op basis van het besluit en het verhandelde ter zitting niet tot een vorm van finale geschilbeslechting kan komen.

Opmerking
Geïnteresseerde lezers wijs ik op het schema Melding en onderzoek en op het schema Aanvraag.


  1. bedoeld zal zijn maatwerkvoorziening 

3 Replies to “Rechtbank Noord Nederland: hoe om te gaan met een verzoek om maatschappelijke ondersteuning”

    • Dag Magdalena
      En zo kruisen onze paden weer. Bedankt voor je reactie. De uitspraak die je noemt heb ik – zoals je wellicht al vermoedde – bewust niet opgenomen omdat het Wmo 2007 is.

  1. Pingback: Best gelezen en series – Uitvoering Wmo 2015

Laat een antwoord achter aan Ingeborg Lunenburg Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*