In de meeste Wmo-verordeningen is de algemene toegangsbepaling opgenomen dat een (maatwerk)voorziening niet wordt toegekend als deze voor een persoon als de cliënt (aanvrager) algemeen gebruikelijk is of kan zijn (lex generalis). Daarnaast is deze algemene toegangsbepaling doorgaans nader uitgewerkt in specifieke weigeringsgronden naar de aard van de voorziening of (woon)situatie wat als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd (lex specialis). Let wel veel verordeningen op grond van de Wmo 2015 kennen de laatstgenoemde weigeringsgronden overigens niet meer. Blijft de weigeringsgrond in zijn huidige vorm en toepassing bestaan in 2015?
Doel van de bepaling
De bepaling heeft in ieder geval als doel te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan – gelet op de omstandigheden van de cliënt – aannemelijk is dat deze daarover kan (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Eenvoudig gezegd: aanschaf van de gevraagde voorziening past naar geldende maatschappelijke normen binnen het normale bestedingspatroon van iemand. Hieruit volgt een beoordeling in het individuele geval op het moment van de aanvraag.
Jurisprudentie Wmo 2007
Uit de jurisprudentie die onder de Wmo 2007 tot stand is gekomen blijkt ook dat de WVG-jurisprudentie zijn waarde niet heeft verloren en van overeenkomstige toepassing is (zie bijvoorbeeld CRVB:2009:BK5657, RBARN:2012:BX8032 en vergelijk CRVB:2010:BN1265). Kan het college zich terecht op het standpunt stellen dat een (gevraagde) voorziening algemeen gebruikelijk is, en alleen al op die grond niet voor verlening in aanmerking komt, dan kan een onderzoek naar de compensatieplicht van artikel 4 Wmo achterwege blijven (Rechtbank Breda 19-07-2012, nr. AWB 12/1079 Wmo1). Voor een uitgebreide inhoudelijke reactie op een dergelijke bepaling verwijs ik naar mijn annotatie bij de uitspraak Rechtbank Arnhem 02-08-2012, nr. AWB 11/3598.
Hoe zit het in de Wmo 2015?
De wet zelf kent geen bepalingen over algemeen gebruikelijke voorzieningen maar in de toelichting is daar wel iets over te lezen. Er is geen rol weggelegd voor het college om een maatwerkvoorziening te verlenen wanneer het gaat diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn (fiets, schoonmaakmiddelen, wandelstok, eenvoudige rollator). Wanneer iemand beschikt over algemeen gebruikelijke zaken, maar deze in verband met zijn beperking of problemen niet meer afdoende zijn, kan aanleiding bestaan om een voorziening te treffen (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 147-151 MvT artikelsgewijs).
Reactie
Opvallend is dat een wandelstok en een rollator door de wetgever naar hun aard algemeen gebruikelijk worden geacht. Ik meen dat dit niet in de lijn lijkt met de huidige vaste rechtspraak. Zou het (kunnen) beschikken over een wandelstok of een rollator te vergelijken zijn met een fiets met hulpmotor of een auto met automatische transmissie? Ik verwijs naar de hiervoor genoemde jurisprudentie en noem CRVB:2005:AT8647 en CRVB:2011:BU7172. Eenvoudige hulpmiddelen zoals een wandelstok en een rollator behoorden in het verleden tot het verzekerde pakket van zorg.
Geen verzekerd pakket
Sinds 1 januari 2013 is dat voor eenvoudige loophulpmiddelen niet meer het geval. Vanwege de kosten, de duurzaamheid en het feit dat er geen sprake is van relatie met een andere te verzekeren prestatie waardoor besparingen zouden kunnen optreden, kunnen rollators voor eigen rekening komen. Ook zij zijn daarom van het pakket uitgesloten. Hierbij spelen de criteria ‘algemeen gebruikelijk’ en ‘financieel toegankelijk’ een doorslaggevende rol (Stcrt. 2012, nr. 14946, p. 12-13).
Reactie
Zouden de eenmalig lage kosten en het feit dat eenvoudige loophulpmidddelen redelijk eenvoudig te verkrijgen2 zijn mee kunnen en mogen spelen bij de grondslag om een aanvraag op grond van de Wmo 2015 te weigeren? Er hoeft wat mij betreft geen misverstand over te bestaan dat dergelijke hulpmiddelen niet perse als maatwerkvoorziening hoeven te worden aangemerkt (art. 1.1.1 lid 1 Wmo 2015).
Definitie hulpmiddel
In de Wmo 2015 wordt onder een hulpmiddel een roerende zaak verstaan die bedoeld is om beperkingen in de zelfredzaamheid of de participatie te verminderen of weg te nemen (art. 1.1.1 lid 1 Wmo 2015). In de toelichting op deze definitie staat het volgende. Dit begrip wordt gebruikt ter aanduiding van een breed scala van roerende zaken die bedoeld zijn om beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie te verminderen of weg te nemen, zoals rollators, rolstoelen, middelen om het verrichten bepaalde handelingen te vereenvoudigen of mogelijk te maken etc. (TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 116 MvT artikelsgewijs). Hier staat gebruik van de rollator als voorbeeld genoemd in verband met de beperkingen in de zelfredzaamheid of de participatie. Wat mij betreft ongelukkig gekozen door de wetgever. Biedt andere wetgeving nog aanknopingspunten?
Besluit langdurige zorg
In de algemene toelichting staat het volgende. Wat onder algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen zal worden verstaan, zal bij ministeriële regeling kunnen worden uitgewerkt. Denkbaar is dat daarbij aanknoping zal worden gezocht bij het gebruik van dat begrip elders, zoals in de Beleidsregels indicatiestelling 2014, waarin onder algemeen gebruikelijke voorzieningen werd verstaan: Niet bij wet gecreëerde voorzieningen buiten de AWBZ om, die indien voorhanden in redelijkheid een oplossing bieden voor de zorgbehoefte van de verzekerde (boodschappendienst, kinderopvang anders dan bedoeld in de Wet Kinderopvang, alarmering etc.). In artikel 1.1.1 Wmo 2015 wordt de volgende omschrijving gehanteerd: «aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.» Het gaat in alle gevallen om voorzieningen die, indien voorhanden, zodanig gebruikelijk zijn, zowel voor mensen die wel als mensen die geen langdurige zorgbehoefte hebben, dat deze voorzieningen uitgezonderd worden van de zorg waarop verzekerden zijn aangewezen (Stb. 2014, 520, p. 51).
Reactie
Het valt op dat in de toelichting verwezen wordt naar de begripsbepalingen van de algemene voorziening op grond de Wmo 2015. Voor de toepassing van algemeen gebruikelijke op grond van de Wmo 2015 bevreemdt mij dat juist omdat een rollator (in het algemeen) niet wordt verstrekt door een aanbieder en het volgens mij niet als activiteit of dienst kan worden aangemerkt. Ik wijs op een eerder blog hierover. Het behoeft geen toelichting dat als een client gebruik kan maken van een algemene voorziening hij niet is aangewezen op een maatwerkvoorziening.
Regeling langdurige zorg
In de toelichting op het Besluit langdurige zorg wordt verwezen naar de Regeling langdurig zorg (Stcrt. 2014, nr. 36917). In artikel 2.3 lid 1 van de Regeling luidt:
1. De mobiliteitshulpmiddelen voor individueel gebruik als bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van het Besluit, omvatten:
a. een rolstoel en de daarbij behorende voor de verzekerde noodzakelijke aanpassingen;
b. een aan de aandoening, beperking of handicap van de verzekerde aangepaste scootmobiel;
c. een aan de aandoening, beperking of handicap van de verzekerde aangepaste niet algemeen gebruikelijke fiets.
Toelichting artikel 2.3 eerste en zesde lid (Stcrt. 2014, nr. 36917, p. 11-12)
De formulering van artikel 2.3, eerste lid, onder b en c, verschilt van de formulering onder a. Reden is dat de fiets en scootmobiel altijd aangepast moeten zijn alvorens ze uit de Wet langdurige zorg kunnen worden verstrekt. Voor rolstoelen geldt dit niet omdat verzekerden die gebruik maken van een pgb ook gebruik moeten kunnen maken van een standaard rolstoel. Eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen worden niet vergoed vanuit de Wet langdurige zorg. Hierbij valt te denken aan hulpmiddelen als krukken, loophulpen met drie of vier poten, looprekken en rollators.
Tot slot
Ik ga er van uit dat het weigeren van een voorziening die voor de cliënt als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt ook onder de Wmo 2015 is toegestaan. Heeft de wetgever in de Wmo 2015 bedoeld de ‘normen’ daarover te verruimen? Ik ben daar zeker niet van overtuigd omdat ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat de verschillende begrippen, met een andere betekenis, door elkaar worden gebruikt.
Mede gelet op de overwegingen van de voorzieningenrechter in RBNNE:2014:6176 zou ik gemeenten vooralsnog willen adviseren om eenvoudig schoonmaakwerk niet te kwalificeren als algemeen gebruikelijk. Tijdens de Studiemiddag Algemeen gebruikelijk voor de cliënt als aanvrager komt het beoordelingskader over dit boeiende onderwerp uitgebreid aan bod.
©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies
Stelling: door algemeen gebruikelijke voorzieningen als uitsluitingscriterium te gebruiken in de financieringsstructuur worden gescheiden leefwerelden voor mensen met en zonder beperking kunstmatig in stand gehouden en wordt de promotie van universeel ontwerp (en daarmee mogelijkheden tot participatie en sociale inclusie) zoals omschreven in het vn-verdrag-inzake-de-rechten-van-personen-met-een-handicap bemoeilijkt.
N.B. universeel ontwerp is het ontwerpen van producten, omgevingen, programma’s en diensten die door iedereen in de ruimst mogelijke zin gebruikt kunnen worden zonder dat aanpassing of een speciaal ontwerp nodig is.
Pingback: Centrale Raad: geen individuele voorziening voor maaltijden. Belemmering belijden godsdienst? – Uitvoering Wmo 2015
Pingback: Voorlopige voorziening toegewezen; overgangsrecht Wmo 2007 – Uitvoering Wmo 2015