Een gewaarschuwde gemeente telt voor 2!

Het komt niet vaak voor dat de Raad buiten het geding een (uitgebreide) ten overvloede overweging opneemt in een uitspraak. Ik noem twee uitspraken die mij zijn opgevallen.

Verdiepingscursus Wmo 2015
Meer weten? Schrijf je in voor de Verdiepingscursus Wmo 2015 op 20 maart 2024. De uitvoerings- en beleidsimplicaties van de laatste rechtspraak komen tijdens de cursus aan bod.

CRVB:2022:2784 (afwijzing indicatie Wlz)
Waar ging het om in deze zaak
In deze zaak komt het CIZ in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Volgens de rechtbank moet, gezien de beschikbare medische informatie en de door betrokkene en zijn moeder ter zitting gegeven toelichting, worden vastgesteld dat betrokkene voldoet aan de voorwaarden van art. 3.2.1 lid 1 Wlz, zodat hij in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz.

Medisch adviseurs
In de kern komt het standpunt van de medisch adviseurs erop neer dat hoewel duidelijk is dat betrokkene veel zorg nodig heeft, niet kan worden vastgesteld dat hij blijvend behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. In het laatste medisch advies is hierover – samengevat – het volgende vermeld.

  • Niet ter discussie staat dat betrokkene in verband met zijn psychiatrische en somatische problematiek is aangewezen op regelmatige begeleiding in zijn dagelijks functioneren.
  • De zorgbehoefte van betrokkene wordt overwegend bepaald door de psychiatrische problematiek.
  • Voor de somatische problematiek is het handhaven van leefregels aangewezen. Hierbij heeft betrokkene begeleiding en aansturing nodig. Wanneer de leefregels worden nageleefd, leidt de somatische problematiek niet tot ernstig nadeel voor betrokkene.
  • Passend bij de psychiatrische problematiek is betrokkene aangewezen op dagelijkse begeleiding bij de dagstructuur, regelmaat, voorspelbaarheid, duidelijkheid, aansturing en stimulans. Deze begeleiding zal hij levenslang nodig hebben.
  • Hoewel de psychiatrische problematiek van betrokkene niet met behandeling is op te heffen, is op basis van de beschikbare gegevens niet uit te sluiten dat van behandeling verbetering in functioneren en zodoende vermindering van begeleidingsbehoefte is te verwachten.
  • Onduidelijk is of betrokkene alle behandelmogelijkheden met betrekking tot zijn autismespectrumstoornis heeft benut.
  • Voorts kan op basis van de beschikbare stukken niet worden vastgesteld dat betrokkene niet leerbaar is en dat hij geen baat zou kunnen hebben bij behandeling en begeleiding gericht op zijn autisme.
  • Overigens is in de praktijk gebleken dat betrokkene leerbaar is. Zo is betrokkene van baan (passende arbeid) gewisseld en heeft hij hierin leerbaarheid getoond.

De Raad
Het hoger beroep slaagt. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.

Buiten dit geding om merkt de Raad nog het volgende op

  • Ter zitting heeft betrokkene meegedeeld dat hij inmiddels op zichzelf woont. Hij ontvangt daarbij op grond van de Wmo 2015 een MWV BG van zes uur per week. Volgens betrokkene is dit onvoldoende.
  • Hij heeft minimaal twee begeleidingsmomenten per dag nodig, ook in het weekend. Betrokkene heeft dit ook aangekaart bij het college, dat hem te kennen zou hebben gegeven dat zes uur per week het maximum is.
  • Ter zitting van de Raad is besproken dat het raadzaam is voor betrokkene om een nieuwe aanvraag te doen bij het college voor meer uur per week begeleiding.
  • De vertegenwoordiger van het CIZ heeft toegezegd om betrokkene hierin, indien nodig en gewenst, bij te staan, bijv. door inlichtingen te verschaffen over de gezondheidsproblematiek en begeleidingsbehoefte van betrokkene.
  • Mocht betrokkene besluiten om een nieuwe aanvraag te doen, is relevant voor het college dat een standpunt dat maximaal zes uur per week, uitsluitend op doordeweekse dagen, begeleiding kan worden verstrekt, ongeacht de beperkingen van een betrokkene, ongeacht het al dan niet aanwezig zijn van mogelijkheden om deze op andere wijze te verminderen of weg te nemen en ongeacht de overige omstandigheden, niet in overeenstemming is met de Wmo 2015. Ook als meer uur per week begeleiding nodig blijkt, moet worden bezien in hoeverre daarvoor een maatwerkvoorziening nodig is. Ook wanneer het gaat om begeleiding in het weekend.

CRVB:2024:205 (kwaliteitseisen pgb)
Waar ging het om in deze zaak
Betrokkene (53 jaar) lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, een psychotische stoornis, multiple sclerose en COPD. Ook is sprake van verslavingsproblematiek. Eerder was betrokkene geïndiceerd voor zorg op grond van de AWBZ en de Wlz. Nadat het recht van betrokkene op Wlz-zorg was geëindigd, heeft hij zich bij het college gemeld. Betrokkene dient een aanvraag om een maatwerkvoorziening voor dagbesteding en beschermd wonen op grond van de Wmo 2015 in en wenst deze te ontvangen in de vorm van een pgb.
Het college heeft geweigerd de maatwerkvoorziening beschermd wonen aan betrokkene te verstrekken in de vorm van een pgb, omdat niet is gewaarborgd dat de diensten die tot de maatwerkvoorziening behoren veilig en doeltreffend worden verstrekt door de ondersteuner waar betrokkene de ondersteuning wil inkopen. De ondersteuner, Zorg Siri, voldoet niet aan een aantal criteria van het Kwaliteitskader Jeugdwet en Wmo NMD (Kwaliteitskader). Omdat betrokkene is geïndiceerd voor de zwaarste categorie voor beschermd wonen, moeten de medewerkers van de organisatie waar betrokkene de ondersteuning ontvangt ook in het bezit zijn van diploma’s op het gebied van zijn specifieke problematiek en moeten deze medewerkers 24 uur per dag in de directe nabijheid beschikbaar zijn. Dit is bij Zorg Siri niet het geval.

De Raad
Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gewaarborgd dat de ondersteuning van Zorg Siri aan betrokkene veilig en doeltreffend wordt verstrekt, als bedoeld in art. 2.3.6 lid 2, aanhef en onder c, Wmo 2015 en dat het pgb om die reden terecht is geweigerd. Hierover overweegt hij het volgende.
Bij betrokkene is sprake van zeer ernstige problematiek. Het college heeft hierin aanleiding gezien om aan betrokkene een maatwerkvoorziening beschermd wonen te verstrekken in de zwaarste categorie. De aard van deze maatwerkvoorziening houdt in dat er 24 uur per dag iemand in de directe nabijheid van betrokkene beschikbaar moet zijn met gedegen kennis van psychiatrische- en verslavingsproblematiek. De Raad volgt het college in het standpunt dat hiervoor minimaal kennis op hbo-niveau vereist is. Nu niet in geschil is dat Zorg Siri hieraan niet voldoet en het college uitsluitend daarvan ondersteuning wil is niet gegarandeerd dat de ondersteuning in de vorm van een pgb veilig en doeltreffend wordt verstrekt. Het college heeft terecht aangevoerd dat de door de rechtbank genoemde omstandigheid ‘dat het tot nu toe goed is gegaan’ hem niet tot een andere conclusie heeft hoeven leiden.
Betrokkene doet een beroep op de hardheidsclausule in de Verordening en stelt in dat verband dat het niet-verstrekken van een pgb leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze beroepsgrond slaagt niet. Alhoewel de Raad begrip heeft voor de omstandigheid dat betrokkene bij Zorg Siri een plek heeft gevonden waar hij beter kan functioneren, leidt het weigeren van het pgb niet tot onbillijkheden van overwegende aard. Het college heeft aan betrokkene immers zorg in natura verstrekt en er kan niet op voorhand worden aangenomen dat geen enkele van de door het college aangeboden ondersteuners betrokkene de ondersteuning kan bieden die hij nodig heeft.

Ten overvloede en ter voorlichting van het college wijst de Raad nog op het volgende

  1. In de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2018 (Nadere Regels) is in art. 4.3 lid 1, aanhef onder b, opgenomen dat ten aanzien van de kwaliteit van de met een pgb ingekochte zorg dezelfde kwaliteitseisen gelden als voor zorg in natura.
  2. In art. 4.4 lid 2 van de Nadere Regels is bepaald dat een pgb voor ondersteuning of jeugdhulp alleen wordt verleend door een persoon uit het sociale netwerk wanneer dat leidt tot aantoonbaar betere en efficiëntere ondersteuning dan met het aanbod van zorg in natura.

Deze bepalingen verdragen zich niet met art. 2.3.6 Wmo 2015. Uit de nota naar aanleiding van het nader verslag (TK 2013/14, 33 841, nr. 64, p. 33) blijkt namelijk dat met de voorwaarde ten aanzien van de kwaliteit van de met het pgb ingekochte ondersteuning op voorhand niet beoogd wordt de eisen die aan een maatwerkvoorziening in natura worden gesteld onverkort van toepassing te verklaren op ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht.
Verder wordt verwezen naar het amendement van het Tweede Kamerlid Voortman, dat heeft geleid tot toevoeging van het derde lid aan art. 2.3.6, waarin als toelichting onder meer is vermeld: “Dat met de in de Wmo 2015 voorgestelde bepalingen niet wordt beoogd, dat de eisen die aan maatwerkvoorzieningen in natura gesteld worden onverkort van toepassing verklaard worden op het pgb, is wat de indiener betreft onvoldoende duidelijk. Daarom wordt met de bepaling in voorliggend amendement stelliger uitgesproken dat kwaliteitseisen die aan zorg in natura worden gesteld niet één-op-één ook bij het pgb opgelegd kunnen worden (TK 2013-14, 33 841, nr. 113)”.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*