Rechtbank Rotterdam: einde pgb, de leverancier van de ondersteuning heeft een afgeleid belang

Deze blogpost is deel 4 van 8 in de serie Persoonsgebonden budget

Logo_rechtspraakDe voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam doet een uitspraak over de vraag of eiseres [hierna de Stichting], waar het persoonsgebonden budget (pgb) aan wordt besteed, ontvankelijk is in bezwaar (RBROT:2016:1708). Dit naar aanleiding van de beëindiging van het pgb van pgb-gerechtigden. De Stichting verzoekt een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen
Art. 8:81 lid 1 Awb bepaalt dat als tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter doet op grond van art. 8:86 lid 1 Awb onmiddellijk uitspraak op het beroep, omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van art. 8:86 lid 1 Awb.

Primair besluit
Het college deelt bij besluit aan de pgb-gerechtigde mee dat het aan haar toegekende pgb voor beschermd wonen, pakket 3 met dagbesteding is beëindigd. Daartoe overweegt het college omdat zij met dit pakket verbleef in [instelling] en na onderzoek door de gemeenten is geconcludeerd dat de door de Stichting geleverde zorg van onvoldoende kwaliteit is. De Stichting maakt bezwaar tegen dat besluit.

Bezwaar niet-ontvankelijk
Het college verklaart de Stichting niet-ontvankelijk in haar bezwaar, omdat zij niet als belanghebbende als bedoeld in art. 1:2 Awb is aan te merken. Daartoe overweegt het college dat uit het wettelijk kader van de Wmo volgt dat een pgb wordt verstrekt op verzoek van een cliënt, die daarmee diensten van een derden kan betrekken. De pgb’s van de cliënten zijn stopgezet omdat de zorg die de Stichting biedt van onvoldoende kwaliteit is. Bij een dergelijk besluit is alleen het belang van de voormalige aanvrager rechtstreeks betrokken.

Afgeleid belang
De Stichting is aanbieder van de zorg die kan worden ingekocht en wordt als zodanig niet rechtstreeks geraakt door het besluit tot stopzetten van het pgb.

Redactie. De Stichting is geen aanbieder in de zin van de Wmo 2015, tenzij ondersteuning in natura wordt geboden. Zie art. 1.1.1 lid 1 Wmo 2015. Verder hanteert de Wmo 2015 niet het begrip ‘zorg’, er wordt gesproken van ondersteuning.

De Stichting heeft een afgeleid belang, welke slechts gevolgen hebben via de privaatrechtelijke verhouding tussen de cliënten en de Stichting. Het college verwijst hierbij naar rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). De Stichting stelt zich op het standpunt dat zij wel belanghebbende is omdat de beslissing feitelijk een negatieve beoordeling vormt van haar en de beslissing tot gevolg heeft dat de Stichting geen cliënten meer kan opvangen. De Stichting lijdt hierdoor ernstige schade, waardoor een faillissement dreigt. Uit het primaire besluit, maar meer nog uit de concept beslissing op het door de pgb-gerechtigde zelf ingediende bezwaar blijkt dat de beslissing betrekking heeft op de kwaliteit van de Stichting en zij wil zich tegen deze punten kunnen verweren. De Stichting verwijst hierbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling RVS:2013:847. Ter zitting doet de Stichting nog een beroep op een uitspraak van de Afdeling RVS:2014:3669.

Belanghebbende
Art. 1:2 lid 1 Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Art. 7:1 lid 1 Awb bepaalt dat degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar dient te maken. Op grond van art. 8:1 Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Vaste jurisprudentie
Volgens vaste jurisprudentie moet er, om van een rechtstreeks belang in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb te kunnen spreken, onder meer, een voldoende direct geraakt belang zijn. In de eis van direct geraakt belang komt tot uitdrukking dat er een voldoende causaal verband moet zijn tussen de gevolgen van het besluit en de belangen van de Stichting (onder meer van de Afdeling RVS:2010:BK9028 en van het College van Beroep voor het bedrijfsleven CBB:2012:BV5176).

Contractuele relatie
De Stichting staat in een contractuele relatie met de pgb-gerechtigde (en haar andere cliënten), waarvan het college het pgb heeft beëindigd, omdat het verstrekte pgb werd besteed door zorg in te kopen bij de Stichting. Hoewel het (financieel) belang van de Stichting door het primaire besluit kan worden geraakt, komen de gevolgen van deze besluiten voor de Stichting eerst via deze contractuele relatie tot stand. Aldus heeft de Stichting een afgeleid belang en is haar belang niet rechtstreeks bij de primaire besluiten betrokken.

Geen vergelijkbare situatie
Van een vergelijkbare situatie zoals in de door de Stichting aangehaalde uitspraken van de Afdeling is hier geen sprake. Allereerst is door de Stichting niet aannemelijk gemaakt dat herroeping van het primaire besluit ertoe zou leiden dat de pgb-gerechtigde wederom bij de Stichting de benodigde zorg zou inkopen. De enkele stelling van de Stichting is daartoe onvoldoende. Daarnaast wijst de voorzieningenrechter er op dat het primaire besluit de Stichting er niet van hoeft te weerhouden om cliënten aan te nemen, alleen zal deze zorg niet kunnen worden bekostigd uit een door het college verstrekt pgb. Tot slot is in de hier aan de orde zijnde zaak geen sprake van een situatie dat de belangen van de Stichting (verzoekster) bij herroeping van het primaire besluit tegengesteld zijn aan de belangen van de pgb-gerechtigde bij de herroeping van dat besluit nu beiden met het indienen van bezwaar hebben beoogd dat het primaire besluit wordt herroepen. Het feit dat de Stichting door de beëindiging van het pgb aan de pgb-gerechtigde schade heeft geleden, maakt dit niet anders.

Terecht niet-ontvankelijk
Gelet op het overwogene kan de Stichting ten aanzien van het primaire besluit niet als belanghebbende in de zin van art. 1:2 lid 1 Awb worden aangemerkt, zodat het college haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter dan ook niet relevant in hoeverre het college het bezwaar tevens gericht had moeten achten tegen de besluiten gericht aan de andere cliënten van de Stichting. Het beroep van de Stichting is ongegrond. Al hierom bestaat er ook geen grond voor een schadevergoeding.

Redactionele opmerking
Uit de uitspraak maak ik op dat het bezwaar van de pgb-gerechtigde tegen de beëindiging van het aan haar toegekende pgb nog loopt. Ik ben benieuwd of die zaak nog bij de bestuursrechter komt.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*