Opzettelijke schending inlichtingenplicht door cliënt. Aantonen of aannemelijk maken?

Eerder schreef een blog update over de opzettelijke schending van de inlichtingenplicht. Daar kwamen leuke reacties en vragen op, waarvoor dank. Dat is aanleiding voor een iets aangepaste versie van dit onderwerp en beantwoording van gestelde vragen door lezers. Daarnaast is voor de vordering van de geldswaarde van derden een aparte blog update gepubliceerd.

Aard van de bevoegdheid
Art. 2.4.1 Wmo 2015 bepaalt de bevoegdheid van het college tot het vorderen van de geldswaarde van een maatwerkvoorziening of een pgb (terugvorderen). Omdat het niet in alle gevallen mogelijk is een al genoten maatwerkvoorziening terug te vorderen, kan het college de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.

Geldswaarde
Wat wordt onder de geldswaarde verstaan?

  • Ingeval van diensten, zoals huishoudelijke hulp of begeleiding, zal de geldswaarde bestaan uit het bedrag van de facturen die het college daarvoor aan de aanbieder heeft betaald.
  • In geval van roerende zaken, zoals een scootmobiel, kan dat anders liggen. Het college zal het toekenningsbesluit intrekken en de leverancier krijgt bij gevolg daarvan de voorziening terug van de cliënt. In het algemeen zal er door het gebruik sprake zijn van een waardevermindering van de maatwerkvoorziening. Indien en zolang de facturen voor het gebruik door het college zijn betaald is er geen reden voor de aanbieder om de gemeente hierop aan te spreken. Zou er in geval van roerende zaken geldswaarde te definiëren zijn? Ja, dat denk ik zeker wel. Immers de cliënt heeft gedurende een bepaalde periode ten onrechte gebruik gemaakt van de betreffende maatwerkvoorziening. Het college kan vanaf de datum waarop het toekenningsbesluit wordt ingetrokken, de ten onrechte betaalde facturen aan de aanbieder van de client terugvorderen. Het vorenstaande geldt vergelijkenderwijs ook ingeval van het verlenen van een maatwerkvoorziening in eigendom. Dat wil zeggen de geldswaarde berekend over de periode dat ten onrechte van de maatwerkvoorziening gebruik is gemaakt.1 Het spreekt voor zich dat de voorziening door het college (ook) kan worden ingenomen. 
  • Ingeval van niet-roerende zaken zoals een woningaanpassing ga ik er van uit dat de geldswaarde het volledige bedrag van de verbouwing bedraagt. Immers een dergelijke voorziening kan door het college niet worden teruggehaald. De gevolgen van de schending komen in zo’n geval voor rekening en risico van de cliënt.

Beperking wettelijke gronden
Art. 2.4.1 lid 1 Wmo 2015 bepaalt de bevoegdheid tot (geheel of gedeeltelijke) terugvordering als het college het besluit tot toekenning van de maatwerkvoorziening of pgb heeft ingetrokken onder toepassing van art. 2.3.10 onder a Wmo 2015. Het bepaalde onder a van dat artikel kent geen begrenzing tot de opzettelijke schending van de inlichtingenplicht, art. 2.4.1 Wmo 2015 daarentegen is voor wat betreft de ’terugvordering’ nadrukkelijk beperkt tot opzet (zie verder hierna). Er blijken dus geen andere wettelijke gronden te zijn op grond waarvan het college mag overgaan tot terugvordering. Kort gezegd: zonder opzet geen bevoegdheid tot terugvordering!

Wat is opzet?
Opzet is de meest volledige wilsvorming die achter de gedraging zit. Het college zal daarbij moeten aantonen dat er sprake is van opzet of medewerking door daarvoor bewijs te leveren. De gemeentelijke toezichthouder heeft daarvoor de beschikking over de bevoegdheden uit de Awb (TK 2013/14, 33 841, nr. 34, p. 164-165).

Jurisprudentie
Bij mij zijn slechts twee uitspraken bekend op grond van de Wmo 2015.

  • In RBOVE:2018:2310 oordeelt de rechtbank dat het college terecht heeft vastgesteld dat eiser niet de zorg ontving waarvoor hem een voorziening was verleend en het pgb niet is gebruikt voor het doel waarvoor het verstrekt was. Eiser heeft hieromtrent onjuiste inlichtingen verschaft en dus de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden. Het college heeft daarom kunnen besluiten de aan eiser toegekende maatwerkvoorziening in te trekken onder toepassing van art. 2.3.10 onder a Wmo 2015 en de maatwerkvoorziening beschermd wonen in natura te verstrekken. Het college heeft onder toepassing van art. 2.4.1 Wmo 2015 de volledige geldswaarde van het aan eiser toegekende pgb teruggevorderd (€115.843,58). Volgens het college heeft eiser opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt als gevolg waarvan ten onrechte pgb is verstrekt. Het college acht de opzet aanwezig omdat eiser heeft verklaard zelf de declaraties te hebben getekend en ook te hebben geweten waarvoor hij tekende. Ter zitting bij de rechtbank heeft eiser nader toegelicht dat zijn zus de formuleren invulde en hem deze ter tekening voorlegde. Na de uitleg van zijn zus over de opgaven op de formulieren tekende hij. Op deze formulieren stond in strijd met de werkelijkheid dat hele dagen hulpverleners aanwezig waren geweest. Eiser verklaart ter zitting dat hij wist dat de verklaring op de formulieren een onjuiste weergave van de feiten was. Volgens de rechtbank heeft eiser met zijn keus tot tekening over te gaan willens en wetens getekend voor een onjuiste opgave en aldus opzettelijk onjuiste informatie verstrekt. Zie RBOVE:2018:2309 waarin het college overgaat tot terugvordering van de geldswaarde van de derde die opzettelijk hulp en assistentie heeft verleend bij het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens.
  • In RBGEL:2018:1396 oordeelt de rechtbank dat de Wmo 2015 niet toelaat dat waar de intrekking is gebaseerd op het verstrekken van onjuiste informatie, bij verordening nog een aanvullende terugvorderingsgrond wordt vastgesteld. Nu het college niet heeft aangetoond dat eiseres opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, mocht het college niet overgaan tot terugvordering.

Bestuurlijke boete
Bij een opzettelijke schending van de inlichtingenplicht wordt waarschijnlijk snel gedacht aan de strenge regels die gelden voor het kunnen opleggen van een bestuurlijke boete en de hoogte daarvan op grond van de Participatiewet (art. 18a PW). De vraag is of die regels (vergelijkenderwijs) ook voor de Wmo 2015 gelden. Ik meen dat in beginsel zou kunnen worden volstaan met het aannemelijk maken van de schending in plaats van het aantonen daarvan (zie verder hierna).

Terugvordering reparatoir karakter
Aangenomen moet worden dat de terugvordering op grond van de Wmo 2015 – net als in de Participatiewet – een reparatoir karakter heeft. Dat wil zeggen: het terugbrengen in de rechtmatige toestand (vergelijk CRVB:2017:1688 en CRVB:2017:2213). Dat is anders ingeval een bestuurlijke boete wordt opgelegd, die heeft een punitief karakter (bestraffende sanctie). Daarvoor gelden extra waarborgen in het kader van de rechtsbescherming. Art. 6 EVRM is namelijk van toepassing omdat er sprake is van ‘een verdachte van een strafbaar gesteld delict.’ Zo geldt bijvoorbeeld dat de cautie moet worden verleend voorafgaande aan het afleggen van een voor betrokkene belastende verklaring en dat taalhulp geboden moet worden (art. 5:49 lid 2, 5:50 lid 1 onder b Awb). Verder geldt dat een in het kader van de terugvordering vastgestelde schending van de inlichtingenverplichting niet betekent dat deze schending in de boeteprocedure ook vaststaat. Het bestuursorgaan moet de schending van de inlichtingenplicht aantonen (bijv. CRVB:2015:2451). Voor de hoogte van boete is onder meer van belang of betrokkene opzettelijk (willens en wetens) de inlichtingenplicht heeft geschonden. Uit de uitspraken van Raad over de bestuurlijke boete blijkt dat het moet gaan om een verklaring van betrokkene waaruit de opzet blijkt (CRVB:2015:1801, CRVB:2015:1807, CRVB:2016:9 en CRVB:2017:2640). Daarmee is overigens nog niet uitgesloten dat het ook om een gedraging van betrokkene zou kunnen gaan.

Aannemelijk maken opzet
Gelet op het reparatoire karakter van de terugvordering kan worden aangenomen dat het college het opzettelijk (willens en wetens) schenden van de inlichtingenplicht op grond van art. 2.3.8 Wmo 2015 aannemelijk moet maken en niet hoeft aan te tonen. Voor het aannemelijk maken (van de opzettelijke schending) gelden geen vaste regels. Dat wil zeggen dat ook uit een gedraging van betrokkene – en niet alleen op basis van diens belastende verklaring – aannemelijk kan zijn dat sprake is van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht. Daarbij wordt opgemerkt naar mate het financieel belang toeneemt (hoogte van de terugvordering), de eisen die gesteld worden aan de bewijskracht zwaarder zullen zijn. Zie RBOVE:2018:2310 waarin de hoogte van de terugvordering € 115.843,58 bedroeg. Het college heeft volgens de rechtbank de opzet aangetoond, terwijl aantonen volgens mij geen vereiste is. Hoe het ook zij, het ligt in ieder geval op de weg van het college om voldoende feiten aan te dragen op grond waarvan de opzettelijke schending aannemelijk is.

Beschikking
Hoewel de inlichtingenplicht van rechtswege op betrokkene rust is het van belang dat het college in de beschikking kenbaar maakt dat op betrokkenen de inlichtingenplicht rust maar en waar die uit bestaat of kan bestaan.

Voorbeeld tekstblok beschikking
Wijzigingen doorgeven
Ons besluit is gebaseerd op de door u verstrekte informatie of de gegevens die al bij ons bekend zijn. Wijzigt uw persoonlijke situatie? Geeft u de wijziging dan zo snel mogelijk aan ons door. [optie] Dat kan middels bijgevoegd mutatieformulier. Denk bijvoorbeeld aan: een wijziging in uw medische situatie, als u een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg heeft aangevraagd of heeft gekregen of als u (tijdelijk) gaat verhuizen. Ook als er iemand bij u komt inwonen is dat van belang om door te geven. Er kan dan sprake zijn van gebruikelijke hulp en dat is dan van invloed op de ondersteuning die u ontvangt. Twijfelt u of de wijziging van belang is? Neem dan contact met ons op. U bent verplicht om wijzigingen op eigen initiatief door te geven, als die van invloed kunnen zijn voor het recht op de maatwerkvoorziening of het pgb.

Gevolgen
Doet u dit niet? Dan kunnen wij dit besluit geheel of gedeeltelijk intrekken als blijkt dat u geen of onjuiste gegevens heeft verstrekt en wij daarom een verkeerde beslissing hebben genomen of er aanleiding is om dit besluit te wijzigen. Dat kan ook tot gevolg hebben dat wij overgaan tot het terugvorderen van een bedrag dat wij ten onrechte hebben betaald. Dit is de waarde van de maatwerkvoorziening die u in natura heeft ontvangen gebaseerd op de factuur die wij daarvoor hebben betaald of het ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitbetaalde pgb. Daarover ontvangt u van ons een apart besluit.

Schending geconstateerd
Constateert het college dat betrokkene de op zijn rustende inlichtingenverplichting niet is nagekomen en heeft dat gevolgen voor de aan hem toegekende ondersteuning, dan kan het college zich nog niet op het standpunt stellen dat aannemelijk is geworden dat de inlichtingenplicht opzettelijk is geschonden (zie r.o. 9.4 van RBGEL:2018:1396). Dat wil zeggen een duidelijke beschikking waarin staat wat iemand bij het college moet melden, is daarvoor onvoldoende.

Mutatieformulier
Het college kan bijvoorbeeld periodiek een mutatieformulier aan betrokkene sturen met het verzoek te controleren of de bij het college bekende gegevens nog juist zijn en het na ondertekening daarvan te retourneren. Het moet voor betrokkene duidelijk zijn dat wijzigingen/omstandigheden moet melden bij het college. Over de inhoud van het mutatieformulier mogen geen onduidelijkheden bestaan. Ook kan het formulier bijvoorbeeld de concrete vraag bevatten of betrokkene over de Wlz-indicatie beschikt of die heeft aangevraagd. Wordt dat formulier niet door betrokkene geretourneerd, dan kan het college zich nog niet op het standpunt stellen dat aannemelijk is geworden dat de inlichtingenplicht opzettelijk is geschonden. Blijkt echter dat het formulier in strijd met de waarheid is ingevuld, dan is de opzettelijke schending aannemelijk.

Onderzoek
Naar aanleiding van de schending met (mogelijk) gevolgen, zal een onderzoek moeten plaatsvinden. Een uitnodiging voor een gesprek ligt voor de hand. Betrokkene zal daaraan gehoor moeten geven en zijn medewerking moeten verlenen. Het is van belang dat betrokkene heeft begrepen dat hij de wijziging/omstandigheden bij het college had moeten melden. Is de beschikking op dat punt duidelijk, maar begrijpt betrokkene de inhoud niet, dan ligt het op zijn weg daarover navraag te doen bij het college of daarbij op andere wijze hulp in te schakelen. Verklaart betrokkene dat hij gewoon vergeten is melding bij het college te doen, is dat onvoldoende om geen opzettelijke schending aan te mogen nemen. Uit het onderzoek moet in ieder geval duidelijk worden dat de opzet van de schending aannemelijk is. Het ligt voor hand dat van het gesprek een verslag wordt opgemaakt en door de cliënt wordt ondertekend. Deze werkwijze ondersteunt de bewijskracht waarop het besluit rust.Immers, het besluit moet gebaseerd zijn op een toereikende grondslag. Dit neemt niet weg dat het niet ondertekenen van een verslag een onjuiste weergave vormt van hetgeen door betrokkene is verklaard (CRVB:2012:BW3750). Degene die het onderzoek heeft uitgevoerd is bevoegd om het terugvorderingsbesluit te nemen omdat bij een niet-punitieve sanctie de functiescheiding als bedoeld in art. 10:3 lid 4 Awb niet geldt.

Toezichthouder bevoegd
Bij het instellen van een onderzoek kan het college ook gebruik maken van de toezichthouder. Ingeval van een onderzoek naar een budgethouder of de derde aan wie het pgb wordt besteed, is het van belang dat de toezichthouder als bedoeld in art. 6.1 Wmo 2015 bevoegd is een onderzoek in te stellen. Het is niet denkbeeldig dat de bestuursrechter op grond van de Wmo 2015 – gelet op de kerntaken jurisprudentie van de bijstandswetgeving- de bevoegdheid ambtshalve toetst (CRVB:2014:2947, CRVB:2017:3121).

Onderzoek toezichthouder
Zo’n onderzoek kan bestaan uit: het verrichten van waarnemingen, dossieronderzoek, opvragen van inlichtingen bij diverse instanties en een buurtonderzoek (RBOVE:2018:2310 en zie bijv. CRVB:2017:297). Bij een buurtonderzoek worden verklaringen van getuigen opgemaakt die voldoende concreet en specifiek moeten zijn (naar eigen waarneming van de getuige). Een gesprek met betrokkene(n) zal ook onderdeel uitmaken van het onderzoek. De verklaring van betrokkene wordt op schrift gesteld, aan hem voorgelezen en ter ondertekening aangeboden. Betrokkene wordt in principe gehouden aan de verklaring die tegenover een toezichthouder is afgelegd (bijv. CRVB:2018:868). Het zal in de meeste gevallen zo zijn dat met de verklaring van betrokkene de opzettelijke schending kan worden aangetoond (zie wederom RBOVE:2018:2310). Indien betrokkene de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, dan kan betrokkene zelf een tolk meenemen. Om geen twijfel te laten bestaan over de juiste weergave van het gesprek ligt het waarschijnlijk meer voor de hand dat het college zelf zorgt voor een tolk.

Besluitname
Het terugvorderingsbesluit op grond van art. 2.4.1 Wmo 2015 is een onzelfstandig terugvorderingsbesluit. Dat wil zeggen er gaat een herzienings- of intrekkingsbesluit aan vooraf (art. 2.3.10 onder a Wmo 2015).

Geen schending inlichtingenplicht
Uit CRVB:2006:AX5819 kan onder meer worden afgeleid dat in het geval van het ontbreken van een wettelijke bepaling op grond waarvan van de cliënt kan worden teruggevorderd, niet aan terugvordering in de weg staat, nu (ook) in het publiekrecht als in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel is aanvaard, dat een zonder rechtsgrond verrichte betaling ongedaan moet worden gemaakt. Het gaat hierbij om een zelfstandig terugvorderingsbesluit. Denk aan de administratieve vergissing door bijvoorbeeld de Svb (zie art. 2.6.2 Wmo 2015), of het college in geval van mandaat. Ook de financiële maatwerkvoorziening die rechtstreeks aan de cliënt wordt uitbetaald valt hier onder. Onder een zonder rechtsgrond verrichte betaling kunnen mogelijk ook de (gemaakte) kosten van een maatwerkvoorziening in natura verstaan. Daarmee wordt aangesloten bij de wettelijke mogelijkheid van het vorderen van de geldswaarde. Uit de jurisprudentie die onder de Wmo tot stand is gekomen blijkt dat een terugvorderingsbepaling in de verordening (bij het ontbreken van een bij wettelijke bepaling) voldoende grondslag biedt om tot terugvordering over te gaan. Of sprake is van onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v. BW) onder de Wmo 2015 zal in de praktijk geen problemen op hoeven leveren. Opgemerkt wordt dat, in tegenstelling tot de Wmo, in de Wmo 2015 de wettelijke grondslag om tot terugvordering over te gaan niet ontbreekt, maar is beperkt in geval van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht.

Verjaringstermijn
Op grond van art. 3:309 BW verjaart de rechtsvordering uit onverschuldigde betaling door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de schuldeiser (het college) zowel van het bestaan van zijn vordering, als met de persoon van de ontvanger bekend is geworden. De verjaringstermijn vangt aan voor het nemen van een terugvorderingsbesluit over de onverschuldigde betaling op het moment waarop het college bekend is geworden met feiten of omstandigheden op basis waarvan voldoende duidelijk is dat een besluit over terugvordering in de rede ligt (vergelijk CRVB:2007:BA2284 en CRVB:2008:BD6928).

Verrekening
Het college kan het terug te vorderen bedrag invorderen bij dwangbevel (art. 2.4.1 lid 2 Wmo 2015). Zou het college gebruik willen maken van de bevoegdheid tot verrekenen, dan moet daarover een bepaling worden opgenomen in de verordening. In tegenstelling tot de Participatiewet kent de Wmo 2015 geen bepalingen over de bevoegdheid tot verrekening. Art. 2.4.2 Wmo 2015 sluit dat ook niet uit omdat het pgb in dat artikel niet wordt genoemd. Het zal overigens niet voor de hand liggen dat het college gebruik maakt van deze bevoegdheid. Immers, op het college rust de compensatieplicht door een toereikend pgb te verstrekken.

Terugvorderen tegemoetkoming meerkosten
In de Wmo 2015 is niet geregeld dat het college de tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in art. 2.1.7 Wmo 2015 kan terugvorderen. Uit de wet noch uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat daaraan een bewuste keuze van de wetgever ten grondslag ligt. Daarom kan worden aangenomen dat bij gebreke van een wettelijke grondslag, de gemeenteraad bevoegd is hierover bepalingen op te nemen in de verordening (vergelijk CRVB:2006:AX5819). Dat zou dan ook kunnen gelden voor de terugvordering die het gevolg het van een schending van de inlichtingenplicht maar ook zonder schending.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies


  1. daar zal de economische afschrijvingstermijn een rol spelen 

One Reply to “Opzettelijke schending inlichtingenplicht door cliënt. Aantonen of aannemelijk maken?”

  1. Pingback: Vorderen geldswaarde van derden. Dubbele opzet aannemelijk maken? – Uitvoering Wmo 2015

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*