Beschermd wonen: toetsen op regiobinding toegestaan?

Deze blogpost is deel 9 van 10 in de serie Beschermd wonen

KluwenBij het vinden van antwoorden op vragen over beschermd wonen blijkt het vaak een hele (juridische) kluwen zijn. In de serie Beschermd wonen is daar van alles over te lezen. In de praktijk wordt de maatwerkvoorziening Beschermd wonen uitgevoerd (in brede zin) door de centrumgemeenten als bedoeld in art. 20 lid 6 Wmo 2007. Zie ook de wijziging van Bijlage J van het Besluit maatschappelijke ondersteuning waarin de gemeenten staan genoemd (Stb. 2013, 441). De Wmo 2015 kent echter geen bij wet aangewezen gemeenten voor beschermd wonen of opvang. In principe is elke gemeente gehouden deze maatwerkvoorzieningen te bieden (art. 1.2.1 Wmo 2015). In een eerder blog kwam dit al aan bod. Vooral ook de bevoegdheidsvraagstukken en financiële risico’s die dat met zich mee kan brengen. Dit blog gaat over het criterium regiobinding.

Studiemiddag
Geïnteresseerden wijs ik op de Studiemiddag Beschermd wonen op 22 maart en 25 april beide keren in Arnhem.

Middelen
De hiervoor bedoelde gemeenten ontvangen voor de uitvoering (en inkoop) de (gelimiteerde) middelen van het Rijk. Het is daarom ook heel goed voorstelbaar dat deze gemeenten er wat aan gelegen is om beheersmaatregelen te treffen. Stel je eens voor dat iedereen die voor beschermd wonen in aanmerking komt bijvoorbeeld in de gemeente Nijmegen wil gaan wonen.

Spreiding
Hoewel het zeker niet voor de hand ligt dat slechts één gemeente door iedereen verkozen zal worden, zie je beheersmaatregelen toch terug in het beleid. De ‘vereiste’ van het hebben van regiobinding is zo’n maatregel. Die moet er voor zorgen dat gemeente A kan verwijzen naar gemeente B. Dit omdat de cliënt geen regiobinding heeft met gemeente A maar wel met gemeente B. Is dat in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever? En, wat is regiobinding eigenlijk? De Wmo 2015 kent dit begrip in ieder geval niet. Drie willekeurige voorbeelden.

Regiobinding voorbeeld 1 (uit beleidsregels)
A. Er is een sociaal netwerk binnen de regio.
Hierbij wordt gekeken naar onder andere de volgende feiten en omstandigheden:

  • Aanwezigheid van een aantoonbaar positief sociaal netwerk (familie en vrienden).
    • Aantoonbaar: minimaal 1 familielid/vriend die zijn woonplaats heeft in de regio wat blijkt uit de BRP en deze persoon bevestigt zijn relatie met de cliënt.
  • De cliënt heeft gedurende 3 jaar voorafgaand aan de melding minimaal 2 jaar aantoonbaar zijn hoofdverblijf in de regio gehad.
    • Aantoonbaar: blijkt uit inschrijving in de BRP van (één van) de gemeenten behorende tot de regio.
  • Aantoonbare bekendheid bij instellingen/ziekenhuizen.
    • Aantoonbaar: middels bevestiging van de betreffende instellingen/ziekenhuizen.

B. Zijn er gegronde redenen om tegemoet te komen aan de wens van de cliënt om in een bepaalde gemeente van de regio beschermd te willen wonen?
De motivatie hiervoor van de cliënt kan blijken uit onder andere:

  • Een aanmerkelijk belang in verband met (een perspectief op) een opleiding of (vrijwilligers)werk binnen de regio.
  • Een persoonlijk plan dat aantoonbaar bijdraagt aan het versterken van de eigen kracht.
  • Een gegronde redenen om cliënt uit zijn oude netwerk te halen mede gesteld door diens huisarts, verwijzer of huidige aanbieder.

Regiobinding voorbeeld 2 (beleidsregels)
Het criterium regiobinding wordt beoordeeld op basis van:

  • Hoofdverblijf in de regio gedurende minimaal 2 jaar
  • De woonplaats van familie of andere belangrijke personen waarmee betrokkene aantoonbaar een positieve sociale relatie onderhoudt.
  • Aantoonbare duurzame relatie met specifieke hulpverlening in de regio.

Regiobinding voorbeeld 3 (meldingsformulier)
Welke redenen zijn er om in deze regio beschermd wonen aan te vragen? (Regiobinding)

  • 0 Sociale binding
  • 0 Economische binding
  • 0 Specifieke zorgvraag
  • 0 Anders namelijk:

Wetsgeschiedenis
Naast de in eerdere blogs aangehaalde Kamerstukken blijkt uit TK 2013/14, 33 841, nr. 34, p. 124 nog het volgende.

Uitgangspunt
De landelijke toegankelijkheid van opvang en beschermd wonen blijft het wettelijke uitgangspunt. De uitwerking die hier voor maatschappelijke opvang aan wordt gegeven, is dat de opvang bij voorkeur wordt verstrekt door het college van de (centrum)gemeente waar een opvangtraject en bijbehorende ketenbenadering voor de betrokkene de meeste kans van slagen heeft.

Niet alleen maar doorverwijzen: warme overdracht
Dit geeft de gemeente van aanmelding echter geen vrijheid om alleen maar door te verwijzen. Vanzelfsprekend wordt ook de wens van de cliënt in het onderzoek betrokken. Is het college van oordeel dat de opvang en het bijbehorende traject richting re-integratie meer kans van slagen heeft in een andere gemeente (bijvoorbeeld omdat daar nog een positief sociaal netwerk is), dan is de gemeente tot welke iemand zich heeft gewend, verantwoordelijk voor een «warme» overdracht naar de andere gemeente.

Verantwoordelijk voor opvang
Tot aan dat moment is eerstbedoeld college verantwoordelijk voor opvang. Dit wijkt niet af van de huidige uitwerking van de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang. Onlangs zijn deze uitgangspunten nog eens expliciet onderschreven door de wethouders van de centrumgemeenten. De landelijke toegankelijkheid is hiermee geborgd, terwijl tegelijkertijd kan worden voorkomen dat dakloze cliënten in groten getale naar de grote steden trekken.

Beschermd wonen
Uit de wetsgeschiedenis blijkt feitelijk dat de bevoegdheid van het criterium ‘regiobinding’ over opvang zou kunnen gaan. Niet helemaal vreemd misschien. De cliënt die is aangewezen op opvang heeft (tijdelijk) geen “dak boven zijn hoofd”. Nu opvang naar zijn aard tijdelijk is, is het niet denkbeeldig dat het is toegestaan om opvang te bieden op een beschikbare plek die het beste past bij de ketenaanpak voor de cliënt. Daar kan een cliënt ook niets tegen hebben lijkt mij. Het bieden (lees ook: zoeken) van de meest geschikte en beschikbare beschermende woonomgeving kan ook onder die ketenaanpak vallen.
Bij het bieden van beschermd wonen ben ik zeker niet overtuigd van de bevoegdheid de toegang tot de regio afhankelijk te stellen van ‘regiobinding’. Cliënten hoeven namelijk niet alleen via opvang aangemeld te worden voor een dergelijke woonplek. Beschermd wonen is naar zijn aard namelijk niet tijdelijk. Een cliënt kan daar levenslang van afhankelijk zijn, soms ook met medicatie (zie TK 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 42). Dit gaat echter niet zo ver dat een cliënt van een gemeente kan verlangen een accommodatie voor beschermd wonen te realiseren. Eenvoudig gezegd: wat er niet is, is er nu eenmaal niet.

Jurisprudentie opvang
In CRVB:2015:2660 laat de Raad zich – in het kader van opvang – (nog steeds) niet definitief uit over ‘regiobinding’. Volgens de Raad: “Voor zover dit uitgangspunt aanvaardbaar zal worden geacht, moet niettemin te allen tijde worden voorkomen dat een betrokkene ten gevolge van onduidelijkheid over zijn regiobinding tussen wal en schip valt.”
Zoals gezegd opvang heeft – gelet op de ketenaanpak – naar zijn aard een tijdelijk karakter. Dat ligt bij beschermd wonen sec minder voor de hand.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*