Vijf amendementen wetsvoorstel Wmo 2015

Deze blogpost is deel 15 van 34 in de serie Wetsvoorstellen

logo-tweede-kamer_tcm181-235653Wat een tempo, al weer vijf amendementen toegevoegd aan de lijst: we staan op 25. Verder nog mijn dank aan twee scherpe lezers. Amendement 33 841 nr. 27 was niet toegevoegd; nu wel in het blog van 7 maart.

Amendement 33 841 nr. 36
De leden Van der Staaij en Van Dijk stellen voor de definitie van ‘algemene voorziening’ aan te vullen en zo in overeenstemming te brengen met de MvT (wijziging art. 1.1.1 en art. 2.2.2 Wmo 2015).

Toelichting
Met dit amendement wordt artikel 2.2.2 in overeenstemming gebracht met de memorie van toelichting (p. 50), waarin staat dat het college de verplichting krijgt om in ieder geval algemene ‘voorzieningen’ te treffen die mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en het verlenen van mantelzorg en vrijwilligerswerk bevorderen. De indieners vinden algemene voorzieningen voor mantelzorgers en vrijwilligers gewenst, omdat zij daarmee beter in staat zijn hun ondersteuningstaken te blijven vervullen en de vraag naar zwaardere zorg nog vaak kan worden uitgesteld. Mogelijke voorbeelden van algemene voorzieningen zijn het wegnemen van belemmeringen door het organiseren van scholing van mantelzorgers en vrijwilligers, het bieden van advies en informatie of lotgenotencontact, het inrichten van een mantelzorgsteunpunt, het beschikbaar stellen van een ‘mantelzorgmakelaar’ of een digitaal matchingsysteem voor vraag en aanbod van vrijwilligers.
Aangezien de definitie van ‘algemene voorziening’ geen rekening houdt met mantelzorg en vrijwilligerswerk, wordt de definitie in overeenstemming gebracht met de memorie van toelichting. Tegelijkertijd wordt met de keuze voor de definitie ‘maatschappelijke ondersteuning’ duidelijk dat de algemene voorzieningen voor cliënten gericht blijven op het bevorderen van de zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang.

Amendement 33 841 nr. 37
De leden Dik-Faber en Van der Staaij stellen in het amendement voor dat de gemeenteraad in het plan moet opnemen dat het college aandacht besteed aan de keuzevrijheid tussen aanbieders (wijziging art. 2.1.2 Wmo 2015).

Toelichting
De indieners hechten aan de keuzevrijheid en eigen regie van mensen om te kiezen voor zorg en ondersteuning die aansluit bij hun zorginhoudelijke wensen, maar ook bij hun godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en/of culturele achtergrond. De kans dat ondersteuning succesvol is, wordt namelijk aanzienlijk groter als de ondersteuning aansluit bij de zorginhoudelijke wensen en de belevingswereld van de cliënt en diens sociale netwerk. Met dit amendement wordt daarom geregeld dat het college hieraan in het beleidsplan bijzondere aandacht moet geven.

Amendement 33 841 nr. 38
De leden Otwin van Dijk en Bergkamp brengen met het amendement in de wet tot uitdrukking dat cliënten zelf regievoerder en eigenaar van hun persoonlijke plannen zijn. Hun persoonlijk plan kan bij het college worden ingediend (wijziging art. 2.3.2 Wmo 2015).

Toelichting
Dit amendement beoogt dat de cliënt zelf in staat wordt gesteld op een voor hem of haar passende wijze een persoonlijk plan op te stellen. In het plan kan de cliënt – al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk – de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met e, en de maatwerkvoorziening die door hem wordt gewenst, beschrijven. De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, onderdelen a tot en met e, worden ingevolge het wetsvoorstel onderzocht door het college. Doordat de cliënt hieromtrent voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Hiermee komt de regie bij de burger te liggen. Gebleken is dat de eigenaar van het probleem vaak, samen met mensen uit zijn omgeving, de sleutel voor de oplossing in handen heeft.
Door de cliënt een persoonlijk plan te laten opstellen, wordt de eigen regie en de betrokkenheid van het sociale netwerk van cliënten in de WMO versterkt. Tevens draagt dit volgens de indieners bij aan de tevredenheid van cliënten over de zorg en ondersteuning die geboden wordt door de gemeente. Dit vereist wel transparantie van gemeenten over de wijze waarop het resultaat van het onderzoek wordt opgesteld.
Cliënten zijn zelf regievoerder en eigenaar van hun persoonlijk plan. Er is een breed scala aan zelfregie instrumenten beschikbaar. Om uitvoering te geven aan dit amendement kan worden aangesloten bij de bestaande praktijk van persoonlijke plannen. Burgers hebben zelf de keuze op welke wijze en met welk(e) instrument(en) of methodiek(en) zij hun persoonlijke plan willen vormgeven.

Amendement 33 841 nr. 39
Lid Keijzer stelt met het amendement voor dat het onderzoek niet hoeft te worden afgewacht, maar dat direct een aanvraag om een maatwerkvoorziening kan worden ingediend (wijziging art. 2.3.2 Wmo 2015).

Toelichting
Het wetsvoorstel kent een “nee, tenzij” karakter. Deze vloeit voort uit het ontbreken van het compensatiebeginsel en uit het feit dat een aanvraag om een maatwerkvoorziening niet kan worden gedaan dan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken. Amendement 19 van de indiener stelt voor het compensatiebeginsel in de Wmo 2015 te voegen (TK 2013/14, 33841, nr. 19). Met dit amendement wordt artikel 2.3.2 aangepast, waarin is geregeld dat pas na afronding van het onderzoek van het college een persoon een aanvraag om een maatwerkvoorziening kan indienen. De indiener beoogt met het schrappen van artikel 2.3.2, zesde lid, te regelen dat het onderzoek niet hoeft te worden afgewacht, maar dat direct een aanvraag om een maatwerkvoorziening kan worden ingediend.

Amendement 33 841 nr. 40
Het amendement is ter vervanging van nr. 13 en wordt naast lid Otwin van Dijk mede ingediend door de leden Van ’t Wout en Bergkamp. De begripsbepaling van cliëntondersteuning wordt ingevoegd: onafhankelijke (art. 1.1.1 Wmo 2015).

Toelichting
Dit amendement beoogt onafhankelijke cliëntondersteuning te borgen. De cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat de ondersteuning die geboden wordt om een cliënt bij te staan tijdens de besluitvorming over de toekenning van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget  volledig onafhankelijk is van de gemeente die uiteindelijk het besluit neemt om een cliënt wel of niet een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget toe te kennen. Er zorg voor dragen dat het belang van betrokkene uitgangspunt is, is volgens de indiener van dit amendement niet voldoende. Het belang van de cliënt moet het enige belang zijn dat meetelt voor de cliëntondersteuner. Iedere vorm van belangenverstrengeling wordt op deze wijze voorkomen.

©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*